Het turnelement losom is een lastig, maar veel gezien element in de turnsport. Deze beweging kan worden uitgevoerd aan de ongelijk brug of aan de rekstok. Het element lijkt sterk op een buikdraai, waarbij je achterover een rondje om de stok draait. In de praktijk is dit element echter een stukje ingewikkelder. De losom vraagt een goede vormspanning, kracht en snelheid, én heeft de perfecte timing nodig. Hoe je dit allemaal het beste aan je turnsters aan kunt leren, lees je in deze blog!
Hoe ziet de losom er uit?
Voordat we je precies gaan vertellen hoe de verschillende fasen van de losom zich kenmerken, vertellen we je eerst wat de losom nu precies is.
De losom lijkt qua beweging sterk op de buikdraai, ook wel heupdraai genoemd. Tijdens de beweging draai je achterover een hele draai op de breedteas, en tegelijkertijd om de rekstok/bruglegger. Het grote verschil tussen een heupdraai en een losom, is dat je bij de heupdraai je heupen tegen de stok aan houdt tijdens de draai. Echter, bij de losom, moet dat juist niet. Het woord zegt het eigenlijk al een beetje; losom: los om de stok.
De eerste beweging die je maakt bij de inzet van de losom is de opzwaai. Met deze opzwaai genereer je snelheid om de beweging goed uit te voeren. Hoe hoger de opzwaai, hoe meer snelheid je kunt maken. Vervolgens kom je met je lichaam terug richting de stok, maar niet helemaal tot aan de legger zelf. Hierna draai je je lichaam achteruit rondom de stok, waarbij je lichaam dus een zekere afstand tot de legger houdt.
Als je lichaam ongeveer verticaal hangt, waarbij je voeten boven zijn en je hoofd beneden, open je je schouderhoek. Als je dit op het juiste moment doen, en genoeg vaart hebt gegenereerd, kom je uit tot handstand op de ligger. Dit heet dan ook de losom handstand.Een losom kan ook worden uitgevoerd tot horizontale steun. De timing, snelheid, vormspanning en kracht zijn allen bepalende factoren voor de hoogte die er gemaakt kan worden in dit element.
Verschillende fasen van de losom
Zoals bij bijna ieder element in de turnsport, wordt de losom opgedeeld in fasen. Dit gebeurt omdat turnelementen vaak complexe bewegingen zijn. Met in iedere fase weer een andere houding in het lichaam. Door met fasen te werken kan een turnelement in stukjes worden gehakt, en beter aan de sporter worden aangeleerd. Ook voor de trainer wordt een element op deze manier wat makkelijker aan de sporter aan te leren.
De losom bestaat uit vier fasen
1. Opschopfase
Bij de opschopfase wordt vanuit steun een opzwaai gemaakt om vaart te generen. De benen komen eerst een stuk naar voren, waarbij ook de schouders naar voren worden gebracht. Het lichaam wordt als het ware dubbel gevouwen in een hoek, waarbij de neus richting de knieën gaat. Hier wordt het lichaam, vanaf de schoudergordel tot aan de voeten, achter opgezwaaid, en de schouderhoek geopend. Dit kan een klein opzwaaitje zijn, maar ook een horizontale opzwaai of een opzwaai tot handstand. Hoe hoger de opzwaai, des te meer snelheid er wordt gegenereerd.
2. Inschopfase
Na de opzwaai volgt de inschopfase. Tijdens deze fase breng je je lichaam weer terug richting de stok. Het is belangrijk dat je er bij deze fase op let, dat je hoofdhouding neutraal blijft, en dus niet je hoofd in je nek. Je heupen blijven tijdens deze beweging een stukje van de legger af.
3. Draaifase
Vervolgens laat je je in de draaifase naar achteren ‘ vallen ‘ om een rondje om de stok te draaien. Ook hierbij geldt; hoofdhouding neutraal! Deze fase eindigt ongeveer wanneer je lichaam zich in de verticale positie bevindt. Je voeten zijn hierbij boven, en je hoofd is beneden.
4. Openfase (openen van arm-romphoek)
Als laatst volgt de openfase. Hiermee bedoelen we de fase waarbij je je schouders ( je arm-romphoek) gaat openen. Hoe ver je deze opent hangt af van het soort losom dat je gaat maken. Wordt de losom naar handstand geturnd, dan dient de arm-romphoek volledig te worden geopend. Bij een losom tot horizontale steun, betekent dit een opening van ongeveer 90 graden.
Bij een goede losom, waarbij de houding juist is, draait het verder grotendeels om timing. Het moment van inschoppen en het moment van openen bepalen of jouw losom richting handstand, tot horizontale steun, of misschien wel tot voorbij de handstand gaat, waardoor je overklapt, zoals in onderstaand filmpje.
Fysieke voorwaarden
Zoals je inmiddels hebt kunnen lezen wordt de losom opgedeeld in vier fasen. Bij iedere fase zijn fysieke voorwaarden van toepassing. Zonder het beheersen van deze fysieke voorwaarden, wordt het erg lastig om een technisch juiste losom te leren. We nemen ze hieronder met je door.
Fase 1
In de eerste fase moet de turn(st)er de benen voldoende kunnen opschoppen.
Dit betekent dat de turnster in staat moet zijn op vanuit de steun positie haar benen, maar ook haar romp, voldoende omhoog kan opzwaaien. Dit is nodig, om uiteindelijk genoeg vaart te kunnen creëren voor de daarop volgende fasen. Het is voor deze fase erg nuttig om oefeningen aan te bieden voor het verbeteren van de opzwaai. Hieronder laten we je enkele methodische oefenvormen hiervoor zien.
Fase 2
In de tweede fase moet de turn(st)er de benen voldoende kunnen inschoppen.
Tijdens het inschoppen van de benen in de tweede fase van de losom, is het erg belangrijk dat de juiste houding wordt aangehouden in het lichaam. We vragen hier van de turnster een bolle houding, waarbij de bovenrug ‘rond’ wordt gemaakt. De bekken zijn gekanteld en de billen aangespannen. We laten je enkele oefeningen zien voor het trainen van deze bolle houding.
Fase 3
In de derde fase moet de turn(st)er voldoende draaisnelheid kunnen creëren.
Het creëren van deze snelheid hangt uiteraard ook weer in alles samen met de eerste twee fasen van de losom. De truc bij de derde fase is tevens, om er voor te zorgen dat je de juiste afstand houdt vanaf de stok, waardoor het openen van de arm-romphoek in fase 4 soepel en relatief eenvoudig gaat. Ook in deze fase is het weer ontzettend belangrijk om de bolle houding, dus de juiste vormspanning, aan te houden.
Het zoeken naar de juiste afstand tot de stok, en hierbij dus eigenlijk ook het zoeken naar de juiste timing in de losom, is vooral heel veel oefenen. Door in verschillende situaties de gehele beweging te training, krijgt de turnster een steeds betere oriëntatie tijdens de beweging. De losom gaat natuurlijk best snel, er er moeten veel bewegingen worden uitgevoerd tijdens het element. Daarom is herhaling hier het toverwoord!
Fase 4
In de vierde fase moet de turnster de arm-romphoek voldoende kunnen openen.
Het openen van de arm-romphoek is een beweging dat heel goed met methodische oefeningen los getraind kan worden. Ideaal, want zo kunnen turnsters heel veel herhalingen maken, zonder fysiek snel uitgeput te worden. Ze hoeven immers niet telkens de gehele beweging te maken, maar slechts een deelbeweging.
Het openen van de arm-romphoek vereist kracht en flexibiliteit in de schoudergordel. In onderstaande video’s geven we je enkele methodische oefeningen voor het trainingen van deze beweging.
De juiste timing van het openen van de arm-romphoek, vereist ook weer veel oefening en herhaling.
Aan de slag
Hopelijk heb je met deze blog genoeg handvatten gekregen om aan de slag te gaan met de losom in je eigen trainingen. Ben je op zoek naar meer tips en oefeningen, kijk dan eens op ons platform! Ook op onze website staan veel gratis tools voor trainers, die je hopelijk kunt gebruiken in je eigen trainingen. Mocht jij nog leuke oefeningen hebben voor het aanleren van de losom, laat ze dan weten in de reacties!