Impliciet en expliciet leren; wat is het verschil binnen de turnsport?

In een vorige blog hebben we je al het een en ander uitgelegd over differentieel leren. Hierbij hebben wij ook het verschil tussen impliciet en expliciet leren toegelicht. Om je geheugen op te frissen, hierbij nog even een korte toelichting:

Expliciet leren is het welbekende leren op basis van aanwijzingen, waarbij de trainer uitlegt hoe de uitvoering er uit moet gaan zien. Bij impliciet leren is het idee juist dat je bewegingen aanleert zonder al te veel expliciete kennis over de bewegingsuitvoering. Verbale instructie en feedback zijn vervangen door gerichte oefenvormen waarin het gewenste gedrag afgedwongen wordt zonder al te veel verbale input.

In deze blog inspireren we je met praktijkvoorbeelden. Zowel voor impliciet als expliciet leren.

Expliciet leren

Expliciet leren bestaat uit veel verschillende methoden. Het kan bestaan uit instructie geven, vragen stellen of feedback geven. Dit zijn allemaal vormen van bewust en specifiek leren. Als turntrainers hebben we vaak de neiging om de nadruk te leggen op wat je als turntrainer zegt. We gebruiken meestal plaatje, praatje, daadje om de oefening aan de gang te krijgen. Toch blijkt dat feedback geven vaak minder effectief is dan wij denken. Hieronder zijn alle varianten van expliciet leren te vinden. De meeste zul je als turntrainer ongetwijfeld een keer gebruikt hebben.

Bekijk ook onderstaande video over expliciet leren

Hieronder een lijst met voorbeelden van expliciet instructie geven

  • Oefening verdelen in stukjes en dit uitleggen met woorden
  • Instructies geven over hoe een oefening/beweging uit te voeren
  • Oefening voordoen en dit met woorden uitleggen
  • Oplossingen aandragen voor een bepaalde situatie
  • Videobeelden tonen en met woorden uitleg geven: bijvoorbeeld door een instructievideo van Beter Turnen te laten zien.
  • Whiteboard gebruiken en met woorden uitleg geven
  • Bewustwording lichaamspositie: bijv. de turn(st)er laten voelen hoe de arm positie moet staan.

Vragen stellen

Een andere manier van expliciet leren is vragen stellen over de bewegingsuitvoering:

  • Voor de oefening vragen stellen aan de turn(st)ers
  • Tijdens de oefening vragen stellen aan de turn(st)ers
  • Oefening stil leggen en vragen stellen aan de turn(st)ers (terugkoppeling geven, kan ook klassikaal)
  • De turn(st)ers onderling vragen laten stellen
  • Na afloop van de oefening vragen stellen aan de turn(st)ers
  • Videobeelden tonen en vragen stellen aan de turn(st)ers

Ook feedback geven kan op een expliciete manier:

  • Tijdens de oefening feedback geven
  • Oefening stil leggen en feedback geven
  • Na afloop van de oefening feedback geven
  • Videobeelden tonen en feedback geven

Impliciet leren

Impliciet leren is één van de meest effectieve vormen van leren. Het bereiken van het resultaat zorgt voor het gewenste effect in de oefening. Als je als coach wil dat een turn(st)er bij het zwaaien de benen bij elkaar houdt, dan kan je dit als instructie meegeven, maar dat blijkt vaak niet zo effectief. Een technische beweging voer je namelijk vooral uit op gevoel. Het werkt veel effectiever om de turn(st)er een polsbandje tussen de voeten te laten houden tijdens het zwaaien. Je richt met impliciet leren niet op de instructie van de uitvoering, maar op wat het resultaat van een bepaalde beweging is. Impliciet leren werkt meestal het beste wanneer je de oefening zo kan positioneren dat het gewenste effect optreedt.

Bekijk ook onderstaande video over impliciet leren

Impliciet leren: variëren in de omgeving

Moeilijkheidsgraad veranderen en aanpassingen in het arrangement van de oefening

Bijvoorbeeld: steeds een extra mat neerleggen op de stapel met matten bij het uitvoeren van een salto voorover.

Het variëren in de omgeving kan goed door de methodische principes te gebruiken:

• Van smal naar breed
• Vanaf hoog naar laag
• Van schuin naar recht
• Stabiel naar instabiel
• Met behulp van materiaal zonder materiaal
• Met hulp/zonder hulp

In het voorbeeld wordt er gevarieerd met de hoogte van het blok

Dwangstellingen bij impliciet leren

Een dwangstelling is een opstelling dat het gewenste effect afdwingt.

Als je wilt dat technische fouten uit bewegingen gehaald worden dan kan je als trainer/coach gebruik maken van dwangstellingen. Een dwangstelling komt erop neer dat je een bepaalde beweging afdwingt. Bijvoorbeeld bij het oefenen van een grote voorhup, door een matje neer te leggen waar de turn(st)er overheen moet springen. Hierdoor ontstaat er automatisch een grote voorhup zonder dat je dit expliciet hoeft te benoemen. Je kan niet alleen het materiaal maar ook de regels aanpassen, zodat deze een bepaalde beweging uitlokken. Een dwangstelling kan dan bijvoorbeeld zijn dat je een onderdeel eerst met een aanloop mag doen en daarna alleen vanuit stand.

Dwangstellingen zorgen ervoor dat je traint wat je wil trainen zonder een expliciete instructie. Een bijkomend voordeel is dat turn(st)ers door de juiste oefening direct zelf feedback krijgen van de oefening. Op het moment dat de turn(st)er niet volledig over het matje springt dan voelt de turn(st)ers dat en weet dat hij/zij de volgende beurt verder moet springen (lees: grotere voorhup).

Een trainer moet vooral leren spelen met de materialen die beschikbaar zijn en daarmee de geschikte (dwang)opstellingen creëren. Dit kan een uitdaging zijn voor een turntrainer/coach, maar als je dit onder de knie hebt is dit een erg krachtige methode.

Hieronder zijn voorbeelden van dwangstellingen te vinden

Overige vormen van impliciet leren

Door middel van geluid de nadruk leggen op de bewegingsuitkomst

Bijvoorbeeld: het verschil qua geluid tussen “kaatsen” en “stampen” aan turnsters laten horen en ze vervolgens zo hoog mogelijk laten kaatsen met zo min mogelijk geluid.

Voorbeeld zonder uitleg

Soms hebben we als trainer de neiging om teveel instructie te geven. Het kan heel erg krachtig zijn om een voorbeeld te laten zien zonder uitleg. Dit kan op verschillende manier:

– Docent/ trainer doet voor, zonder woorden uit leggen wat de bedoeling is;

– Ander kind doet voor, zonder woorden uit leggen wat de bedoeling is;

– Videobeelden zonder uitleg of tips.

Vorm van de oefening uitzetten en zelf laten ontdekken (met of zonder doel)

Dit zie je veel terug in kleuterlessen/beweegdiploma en freerunnen. De toestelsituaties worden neergezet en de sporters bepalen zelf op welke manier ze de oefeningen/het parcours uitvoeren.

Hieronder kun je een aantal vormen van ontdekkend leren vinden

Varianten

Er zijn drie varianten om de aandacht van de turn(st)ers op iets anders te richten de oefening.

1. Analogie-leren

Bij analogie (metafoor) leren is de instructie niet gericht op wat het lichaam moet doen, maar wordt er gebruikt gemaakt van bekende bewegingsbeelden om aan te sluiten bij de doelgroep. Je probeert te vermijden dat je het letterlijk gaat hebben over lichaamsdelen. Bijvoorbeeld bij de salto: “maak je zo klein als een balletje” of bij een streksprong: “maak je zo lang als een potlood”.

Hieronder kun je een lijst met voorbeelden van metaforen vinden:

1. Maak een banaantje van jezelf

2. De ringen vasthouden als een papegaai met de papegaaien greep

3. Maak een potlood van jezelf

4. Span je aan als een plank

5. Maak je zo lang als een giraf

6. Sluit je benen iets voor 12 uur alsof het de klokwijzers zijn

7. Je handen als een dakje boven je hoofd houden

8. Doe alsof je op de wc gaat zitten

9. Doe alsof je over een plas water wil stappen

10. Probeer het plafond te schoppen

11. Schop je voet maar weg alsof hij in de weg zit

12. Je benen bij elkaar houden alsof je je telefoon vast moet houden

13. Je armen opzij houden alsof je een vliegtuig bent

14. Doe maar alsof je een flamingo bent en schop dan je been weg alsof je een voetbal weg schopt

15. Doe maar alsof je heel stilletjes als een vos door de gang moet lopen op je tenen

16. Maak een bruggetje van jezelf

17. Maak een raket van jezelf

18. Rol als een opgerolde pannenkoek

19. Spring over de krokodillenrivier

20. Stamp als een olifant

21. Span je billen aan en doe net of je daarmee een briefje van 50 vast wil houden.

22. Spring als een kikker

23. Beweeg als een slang

2. Opdracht waarmee onbewust het doel bereikt wordt

Bijvoorbeeld “Kijk naar het einde van de balk” dit zorgt ervoor dat het hoofd op gaat.

3. Opdracht geven die de aandacht afleidt

Voorbeelden:

Flanken: tijdens het flanken turners een rekensom op laten lossen.

– Springen met plankoline of plank: Naast de plankoline tijdens de aanloop van een turnster een bord omhooghouden met een woord of cijfer erop. En de turn(st)er na de sprong laten vertellen wat op het bord stond.

Opdracht opbreken in makkelijke stappen en deze één voor één oefenen

Binnen het turnen is dit een gebruikelijke methode. Je knipt een turnelement op in verschillende delen en dit element ga je in stapjes opbouwen, gericht op het niveau van de turn(st)er. De kip kunnen we bijvoorbeeld splitsen in 4 fasen: aanzweeffase, strekfase, vouwfase en duwfase (sluiten van arm-romphoek). In onze online training voor de kip hebben we voor deze vier fasen 50 verschillende methodische oefeningen gekoppeld, waarmee je specifiek kunt werken aan de fase waar de turn(st)er zich bevindt.

Het nabootsen van turnelementen ter voorbereiding op de toekomst

Om effectief te kunnen leren moeten turn(st)ers in staat zijn om transfers te kunnen maken van bewegingsvormen, posities en acties naar verschillende toestellen. Door een handstand op de vloer te oefenen en vervolgens op een steuntje, kan een turn(st)er gemakkelijker een transfer maken naar de handstand op de brug dan zonder deze voorbereiding. Het is verstandig om de basisvormen op een jonge leeftijd aan te bieden zodat de transfers op een latere leeftijd gemakkelijker gemaakt kunnen worden. Een transfer komt ook vaak terug bij het “nabootsen” van een beweging. Door bijvoorbeeld een Shiskanova (spreidhoeksprong tot buiklig) te maken ervaart de turnster grotendeels dezelfde beweging als wippertje op de brug ongelijk. Sommige train(st)ers noemen dit ook voorbereidende oefeningen.

Voorbeeld: transfer naar ophurken