Omgaan met angst binnen het turnen. Er zijn verschillende angsten binnen het turnen die voorkomen.
- Angst om te vallen. Dit is een fysieke angst, bang om pijn te voelen.
- Angst om te falen. Dit een persoonlijke angst. Faalangst speelt ook vaak een rol bij de turnsport. Er zijn veel sporters die erg streverig zijn en alles perfect willen doen. De sport neigt ertoe om alles perfect uit te voeren, waardoor er ook veel faalangst en perfectionisme ontstaat.
- Angst om af te gaan. Dit is een sociale angst. Bijvoorbeeld angst om te vallen in de zaal en dat je daardoor uitgelachen wordt door de andere sporters.
Ik ga in deze blog o.a. verder in op de angst om te vallen, dit komt vaak voor binnen de turnsport. Het is heel afhankelijk van het toestel en turnelement. Bij het dames turnen is er vaak de angst om van de balk te vallen. Mannelijke turners zijn meer bang voor bijvoorbeeld vluchtelementen of afsprongen bij de rekstok. Ze zijn minder bang voor bijvoorbeeld voltige, deze ligt een stuk lager op de grond. Het is dus verschillend per sporter en ook per toestel en turnelement waar er meer angst is.
Het belang van erkennen van de angst
Ik wil je eerst een video laten zien om aan te geven dat het heel belangrijk is dat je als trainer goed kan omgaan met de angsten die er spelen binnen de turnsport.
In de video zie je een sporter die in volle vaart tegen de pegasus aanloopt. Het is wel een extreem geval, maar het is wel iets dat veel voorkomt tijdens de turnsport, met name bij sprong. Op het moment dat er angsten zijn is de kans groter dat een sporter aarzelt bij de aanloop van de sprong. Dus dat ze er bijvoorbeeld naast lopen of in dit geval dat ze er tegenaan springen of tegen de kast springen. Dit is een voorbeeld waarom het zo belangrijk is om met angsten om te gaan.
Je wil natuurlijk dat je lessen zo veilig mogelijk zijn en dat is iets dat meespeelt in je rol als coach. Je moet kunnen omgaan met de angsten die spelen binnen de turnsport en je moet je sporters voldoende vertrouwen geven.
Hoe ga je ermee om als turncoach?
Ken de bekende struikelblokken. Voor veel sporters zijn dit bijvoorbeeld de vluchtelementen die voorkomen. Bij dames is dit de brug en bij heren de rekstok. Bij de heren zijn er ook een aantal elementen waarbij je bij de brug loslaat en een afsprong hebt. Dus de afsprongen en de vluchtelementen zijn elementen die over het algemeen heel spannend zijn voor de sporter. Met name ook omdat ze bang zijn om op de stok te komen. Dat doet natuurlijk pijn en hoe meer pijn ermee gepaard gaat, hoe groter de angst daarbij is.
Ook sprong is vaak voorkomend ‘angst toestel’. Met name jongere sporters vinden de sprong vaak heel eng. Het is vaak ook heel hoog, vooral als ze naar de pegasus toe moeten werken.
Voor de dames is het toestel balk het onderdeel waarbij het vaakst angsten voorkomen. De balk heeft een smalle oppervlakte waar turnsters heel makkelijk van af kunnen vallen, dus daar speelt ook vaak angst bij. Het verschilt natuurlijk per sporter, maar over het algemeen zie je iets meer angst plaatsvinden bij dames dan bij heren. Mannelijke sporters zijn wat minder voorzichtig, soms te weinig. Je moet hen soms wat afremmen, terwijl je bij dames wat meer empathisch moet zijn en meer vertrouwen moet geven om dingen te kunnen.
Bouw elementen rustig op. Zorg ervoor dat je alles in stapjes opbouwt en niet te snel toe werkt naar het eindelement. Zo voorkom je dat er meer angst ontstaat.
Beter voorkomen dan genezen
Als er eenmaal angst is, is het heel moeilijk om het weer weg te krijgen. Dus alles dat je kan doen om te voorkomen dat er angst plaatsvindt bij een sporter is mooi meegenomen. Daarom kan je beter rustig opbouwen in plaats van dat je te snel gaat en daarna alles moet oplossen. Laat jonge sporters veel ervaren. Bouw alles in methodieken en stapjes rustig op. Laat hen veel ervaring opdoen om toe te werken naar het eindelement in de toekomst. Zo gaan ze dingen herkennen en hebben ze het gevoel dat ze het kunnen.
Angstmeter
Dit is om te benoemen hoeveel angst er ontstaat bij een sporter. Dat is heel verschillend per sporter. De ene sporter is wat angstiger aangelegd dan de andere. Het vraagt ook van jou als coach om daar in te kunnen spelen. Als iemand valt en als het pijn doet gaat de angst vaak omhoog en hebben ze minder vertrouwen in zichzelf of in het toestel. Of eventueel in de trainer die de sporter vangt. Bijvoorbeeld als je hulpverleent als coach en je laat iemand vallen, dan gaat het vertrouwen natuurlijk ook omlaag.
Bij succesvolle pogingen gaat de angst omlaag en gaat het vertrouwen omhoog. Maar bij het vallen gaat het vertrouwen sterker omlaag dan het vertrouwen omhooggaat bij succesvolle pogingen. Dat betekent dat een val zwaarder weegt dan een succesvolle poging. Meestal hebben we meer angst om te vallen, dus daarom is het belangrijk dat je als coach ervoor zorgt dat er zoveel succesvolle pogingen zijn. En er daarmee weinig ruimte is om te vallen of dat er pijnlijk gevallen wordt. Bouw het rustig op, dan zorg je ervoor dat het vertrouwen uiteindelijk groter wordt dan de angst om te vallen. Zo krijgen de sporters veel zelfvertrouwen en zijn niet bang om te vallen. Als ze vallen is dit vaak een selffulfilling prophecy: als ze denken “Ik mag niet vallen”, dan zullen ze meestal wel vallen. Dat is ook iets dat je wil voorkomen als coach.
Kun je angst oplossen?
Als je een sporter hebt die te maken heeft met angst of heel erg angstig aangelegd is zijn er een aantal tips:
- Kalmeren. Soms kun je uit frustratie reageren als coach en denken we als we een beetje gaan doordringen bij een sporter dat hij er veel baat bij heeft. Meestal is het beter om eerst te kalmeren.
- Begrip tonen. Vervolgens gaan we begrip tonen aan de sporter. Begrijp dat het spannend is, wees empathisch naar de sporter toe in plaats van dat je de sporter begint te dwingen.
- Welke sporter is het? Sommigen hebben eerder een duwtje in de rug nodig. Een andere heeft juist heel veel zelfvertrouwen nodig, dus het verschilt heel erg per sporter hoe je ermee omgaat. Het is goed voor jezelf om eerst even een stapje terug te zetten. En te kijken om welke sporter het gaat en hoe je het beste daarmee omgaat.
- Methode. Vervolgens ga je kijken welke methode daarbij werkt. Er zijn enkele methodes die je kunt hanteren om om te gaan met angsten. Het is ook goed om bij elke sporter te kijken en te testen welke methode daarbij goed werkt. Dus daar is niet één vaste manier voor. Het is juist de uitdaging voor jou als coach om te bekijken welke sporter je voor je hebt. En welke methode voor diegene het beste werkt om de angst te overwinnen.
Methodes
Er zijn superveel methodes, maar ik zal je degenen laten zien die ik zelf in de praktijk gebruikt heb. Er zijn er natuurlijk heel veel andere manieren. En het kan dus ook zijn dat je andere methodes gebruikt. Mocht je zelf tips hebben die je wil delen met andere coaches laat het dan weten in de opmerkingen.
-
De relativeer methode
Hierbij help je sporter te bedenken “Hoe vaak ben ik gevallen en hoe vaak is het goed gegaan? Hoe groot is dan de kans dat het misgaat?” Vaak zijn sporters ergens heel bang voor, terwijl als je hen vraagt “Hoe vaak ben je precies gevallen van de balk?”, blijkt het dat ze nog nooit zijn gevallen maar toch zijn ze er wel bang voor. Bij sommige sporters kan het dan heel goed helpen om daarin te relativeren. Dus als ze weten dat ze eigenlijk nog nooit zijn gevallen maar ze zijn er wel bang voor, kunnen ze zich afvragen: “Waar ben ik dan eigenlijk bang voor? Is die angst wel realistisch?”, dan hoeven ze er eigenlijk niet meer over na te denken. Bij sommige sporters werkt het heel goed om daarin te relativeren en via die manier de angsten weg te nemen.
-
De actie denken methode
Dit is een methode die ik zelf heel erg fijn vind bij veel sporters. En die veruit het meest effectief werkt bij de sporters. Daarbij ga je vooral actie denken en denken aan de dingen waaraan je op moet letten tijdens de bewegingen. Als je het bijvoorbeeld hebt over een handstand, dan heb je verschillende acties die je moet uitvoeren. Daarbij ga je tijdens de handstand niet denken dat je niet wil vallen van de balk maar een actie moet doen. Hierdoor heeft de sporter geen tijd om na te denken wat er mis kan gaan. Wat er voor zorgt dat zijn hersenen gefocust zijn op de dingen die wel moeten gebeuren. Op die manier kan hij niet goed denken aan de dingen die kunnen misgaan. En aan de dingen waardoor angst ontstaat. Dus dit is eigenlijk een soort afleidingsmethode. Dit werkt heel goed bij veel sporters.
Een voorbeeld met handstand op de balk: “Ik moet mijn armen langs mijn oren houden, een grote stap naar voren zetten, mijn handen ver weg zetten, mijn been hard opschoppen”, om via die weg naar de handstand te gaan. Dan heeft de turnster in haar hoofd al vier acties die ze moet uitvoeren in plaats van “Ik moet een handstand doen en ik mag niet vallen, ik mag niet vallen.” Dan is de kans heel groot dat ze wel gaat vallen. Dus de actie methode is heel effectief en leidt goed af van de dingen die ze niet willen laten gebeuren. Dit is zeker een aanrader om eens te testen met een sporter die veel angst heeft.
-
De ‘3 = verder’ methode
Dit is een leuke methode die ik ook regelmatig gebruik. Hierbij gaat het met name om succes. Dat betekent als iemand drie keer iets succesvol heeft uitgevoerd ga je een klein stapje verder. Dus bijvoorbeeld de handstand op de balk, we hebben bijvoorbeeld de handstand op de grond gemaakt of op een lijntje op de grond, en het is drie keer gelukt. Dan ga je het een stapje moeilijker maken. Het gaat bijvoorbeeld over naar een grondbalk die net iets hoger op de vloer staat. Of je legt een balkverbreder op de grondbalk. Op die manier ga je stapje voor stapje steeds verder.
Dit is ook een methode die voor sommige sporters heel fijn werkt, ze weten dan ook zelf als het drie keer is gelukt dat ze het een stapje moeilijker gaan maken. Het geeft hen ook veel zelfvertrouwen, zo weten ze ook waar ze aan toe zijn. Sommige sporters vinden het heel lastig als ze niet zelf kunnen aangeven wanneer ze door kunnen. Deze methode is duidelijk voor jou als coach, maar ook voor je sporters. Daarmee geef je hen een zelf-inspraak en daarom is dit een hele succesvolle methode die over het algemeen heel goed werkt.
-
De zelf-inspraak methode
Dit is een empathische methode waarbij je niet vanuit jezelf als trainer gaat denken van “Wat moet er nu gebeuren om de angst te overwinnen?”, maar je brengt het meer naar de sporter toe. Je gaat kijken wat de sporter nodig heeft. Daarmee stel je automatisch meer vragen als coach in plaats van dat je zelf leidend bent. Een vraag die je hierbij kan stellen is: “Wat denk jij nodig te hebben om het weer te durven?”, daarbij kan de sporter zelf aangeven wat hij/zij nodig heeft en dit werkt met name goed bij wat oudere turnsters die erover kunnen nadenken.
Soms werkt het ook wel bij de jongere turnsters als je merkt dat de andere methodes niet zo effectief zijn. Als ze goed zelf kunnen aangeven wat ze denken nodig te hebben merk je ook dat ze daar zelf vaak beter achterstaan. Waardoor de kans groter is dat het dan ook effectief werkt. Zo kan bijvoorbeeld een turnster aangeven dat ze een stapje terug wil of dat ze wel op de balk durft maar met een matje erbij. Dat zijn soms dingen die je niet zelf als trainer had kunnen bedenken, daarom is het een hele goede methode om te gebruiken. Zeker als andere methodes niet effectief waren. Deze kan je zeker eens testen in je lessen.
-
De stappenplan methode
Dit is een methode die als een checklist werkt. Je creëert een stappenplan samen met de sporter zodat je de sporter en jezelf meer inzicht geeft in het leerproces. Bijvoorbeeld een sporter die veel moeite heeft met afsprongen. Hij kon hartstikke goed afsprongen maken van de brug en van de rekstok. Maar hij vond het heel erg eng en hij was een paar keer gevallen en hij was er heel bang voor. Dit is iets dat veel voorkomt bij het turnen. We hebben heel veel verschillende methodes met hem geprobeerd maar elke keer had hij toch weer een terugval. De angst kwam steeds terug bij de toestellen waardoor we uiteindelijk niet verder konden. In dit geval hebben we een schema gemaakt en we hebben aangegeven welke oefeningen we telkens gingen doen.
De volgende week zou het moeilijker worden en dan vinkten we elke keer de oefening af. Deze methode lijkt een beetje op de ‘3 = verder’ methode, maar deze is op de training gebaseerd. Zo weet de sporter van tevoren ook wat er tijdens de training gaat gebeuren. Op die manier zal er ook minder weerstand zijn vanuit de sporter om daarin mee te werken. Zeker als hij zelf heeft meegedacht over dit proces, wanneer hij klaar wil zijn om naar zijn uiteindelijke doel door te gaan. Bij deze sporter werkte het toen super-effectief, daarom is het ook een methode die goed werkt als hulpmiddel om ervoor te zorgen dat de sporter zijn angst overwint. Neem het zeker mee in je bagage als turncoach.
Beter Turnen heeft elementkaarten ontwikkeld, met hierop stap-voor-stap oefeningen om het element te leren.
Extra tips
Liever een stapje terug dan vaker weigeren. Vaak is het beter om een stapje terug te gaan dan dat je een sporter weigert, met name als de sporter vaak weigert om een element uit te voeren. Bijvoorbeeld dat hij niet doorrent bij een sprong en uiteindelijk naast de pegasus rent of stopt met rennen. Dan is het toch een stuk moeilijker om weer verder te gaan. Ook bijvoorbeeld bij een vluchtelement of een afsprong is het heel erg gevaarlijk als een sporter weigert. Als iemand half loslaat van de rekstok zorgt dit voor ongelukken. Je kan dus beter een stapje teruggaan om ervoor te zorgen dat iets echt lukt en ook met veel overtuiging van de sporter. Dan dat er toch een weigering ontstaat en er af en toe de scheenbenen tegen de stok aankomen bij een salto achterover. Dat wil je echt voorkomen.
Probeer je trainer frustratie opzij te zetten! Kijk echt hoe je de sporter kan helpen om stapje voor stapje daarbij te supporten. Probeer daarbij je eigen ambities en doelstellingen als coach even opzij te leggen. En echt te kijken naar hoe je die sporter het beste kunt helpen. Dat zal ook juist het leerproces effectief helpen en daarmee zal je uiteindelijk het meeste resultaat boeken. Waarmee je uiteindelijk alsnog je doelstellingen gaat behalen. Dit is vaak een betere methode.
Boos worden effectief?
Boos worden is meestal niet de juiste oplossing. Er zijn coaches die aangeven dat het soms wel een effectieve methode is en het kan bij sommige sporters werken om een duwtje in de rug te geven. Of om je stem te verheffen of licht boos te worden. Zelf ben ik hier minder voorstander van. Ik denk dat het vaak het tegenovergestelde bereikt en ik ben meer voorstander van een positief leerklimaat. Ik zal het dus altijd zo veel mogelijk voorkomen om boos te worden.
Laat verschillende mensen hulpverlenen. Als coach verleen je best wel veel hulp. Zorg ervoor dat je aan beiden kanten als hulpverlener kan helpen. En het ook doet zodat een sporter op verschillende manieren een turnelement leert te vangen. Dus vang de salto bijvoorbeeld aan je linkerkant maar ook eens aan je rechterkant, zodat je als coach beter wordt in het hulpverlenen. Ook de sporter heeft hier veel baat bij. Het is voor een sporter toch heel anders op het moment dat hij een element aan de andere kant moet uitvoeren. Zo is het ook anders als iemand anders een keer hulpverleent. Dat is alleen maar goed om te doen.
Meer tips?
Ik hoop dat je iets hebt gehad aan deze tips en methodes. Zoals ik al aangaf zijn er nog veel meer methodes die je kunt gebruiken. Laat het even weten in de opmerkingen als je zelf nog een leuke variatie hebt. Mocht je meer tips kunnen gebruiken hebben we downloads op onze website staan.
Mocht je als trainer nog meer hulp nodig hebben bij bijvoorbeeld je lesvoorbereidingen en bij coaching methodes, dan hebben wij een enorm platform met heel veel methodes, video’s en PDF’s. En heel veel andere dingen op ons platform staan waarmee je je turnlessen heel makkelijk kunt voorbereiden en je turnsters nog beter kunt begeleiden.
Ik hoop dat je iets aan deze tips en methodes hebt gehad en ik wens je veel succes met je komende trainingen!