Differentieel training geven in de turnsport; hoe werkt dat precies?
Coachen is niet hetzelfde als turn(st)ers vertellen wat ze moeten doen. Vanuit onderzoek naar motorisch leren zijn er veel inzichten over hoe je turn(st)ers kan helpen zich verder te ontwikkelen, met name door middel van differentieel training geven. In deze blog leren wij de trainer/coach zich verder te ontwikkelen. Dit doen we door kennis te nemen van de verschillende inzichten op het gebied van leren. Het effect van wat wij als trainer/coach zeggen tegen turn(st)ers, het geven van aanwijzingen, kan beperkt zijn.
Lang niet alle informatie wordt opgenomen. Van de opgenomen informatie weet de turn(st)er lang niet alles goed te vertalen naar een handeling. Het is belangrijk om meer aandacht te besteden aan het beïnvloeden van de omstandigheden. Hierdoor kunnen technische aanpassingen in bewegingen worden aangepast. Dit gebeurt automatisch en onbewust. De turnster hoeft hier dus niet over na te gaan denken.
Veel turntrainers vinden het lastig om af te stappen van het traditionele training geven. De trainers die hier bewust van zijn vinden het vaak moeilijk om differentieel trainen toe te passen in de eigen trainingssituaties. In deze blog leer je hoe je differentieel leren toepast in je eigen turnlessen.
Leerproces
Leren is in de praktijk veel minder een vast proces dan wij vaak geneigd zijn te denken. Dat wat de turntrainer/coach uitlegt of wil trainen, is niet altijd wat de turn(st)er daadwerkelijk leert. Als trainer/coach moet je op zoek naar de aanpak die het beste past bij de turn(st)er. Ook is het altijd de vraag of het geleerde gedrag lang blijft hangen en er niet te snel een terugval plaats vindt in oude patronen. Misschien kan je turnster een perfecte losom uitvoeren tijdens de training. Dit betekent echter niet dat het element ook perfect zal zijn op een wedstrijd. Daarom is het belangrijk dat het uitvoeren van turnelementen een automatisch proces wordt, zodat (wedstrijd)druk minder invloed heeft op de prestaties van de turn(st)ers. Differentieel trainen draagt bij aan het automatische proces.
Wat is differentieel leren?
Vanuit differentieel leren zijn de variaties in bewegingsuitvoeringen binnen het turnen essentieel om te leren. Variaties tussen uitvoeringen zijn noodzakelijk om het brein uit te dagen en effectief te leren. Het brein wordt hierdoor uitgedaagd tot het vinden van een optimale oplossing (Schöllhorn, 1999).
Bekijk ook onderstaande video met een scholing van Peter Beek.
Differentieel leren in de turnzaal
Voor het aanbrengen van variatie zijn er drie aangrijpingspunten: de taak, de omgeving en het individu (Beek, 2011). Neem bijvoorbeeld het maken van een radslag. Tijdens het oefenen van een radslag kan gevarieerd worden in de taak. Je maakt hierbij eerst een radslag met je voorkeursbeen, en vervolgens met je ‘verkeerde been. Een andere variatie is een radslag met aanloop, en vervolgens een radslag vanuit voorhup. Hier zou je als extra variant de turnster eerst in haar handen kunnen laten klappen, voor ze ze op de grond zet. Variatie in de omgeving kan aangebracht worden door bijvoorbeeld de radslag van een schuin vlak te turnen. Ook kan een radslag tussen twee blokken gemaakt worden. Variaties van de turn(st)er zelf (individu) kunnen bijvoorbeeld worden toegepast door vermoeidheid.
Zo bieden veel turntrainers weinig aandacht aan looptraining bij turntrainingen, terwijl dit heel erg belangrijk is voor vloer en met name de aanloop voor sprong.
In onderstaande video’s kun je zien hoeveel variaties je aan zou kunnen bieden om de aanloop van turn(st)ers te verbeteren i.p.v. altijd dezelfde aanloop te doen voor de sprong (traditioneel lesgeven).
Tradioneel leren
In de traditionele trainingsopbouw gebruiken de meeste turntrainers/coaches vaak een indeling in drie fases. Eerst de cognitieve fase, waarin de nadruk ligt op het begrijpen wat je moet doen (plaatje, praatje, daadje). Hierna komt de associatieve fase. Waarbij er feedback is op de uitvoering (begeleidend en situatief coachen). Tot slot de autonome fase. In deze fase geven de sporters zelf uitvoering. Hierbij wordt er vooral feedback gegeven op het resultaat. In traditioneel leren wordt er dus vanuit gegaan dat:
1. De focus eerst op de uitvoering moet liggen en pas later op het resultaat;
2. Kennis eerst expliciet aanwezig moet zijn, voordat deze impliciet toegepast kan worden;
3. Dat herhaling (drillen) leidt tot de beste leerresultaten.
Als een turnster aan de slag gaat met een nieuw element, gaat dit vaak gepaard met veel herhalingen trainen. Een bepaalde bewegingen wordt eindeloos getraind. Hierbij wordt er van uit gegaan; hoe vaker hoe beter. Deze methode van trainen heet traditioneel leren of ‘drillen’.
Toch werkt het aanleren van een kip op de brug vele malen effectiever, bij trainen van verschillende stapjes. Bied veel verschillende oefenvormen aan. Hierdoor maakt de turnster optimaal kennis met de beweging.
Impliciet versus expliciet leren
Het idee achter impliciet leren is dat de sporter bewegingen onbewust leert te maken. En dit zonder dat hij/zij hierover hoeft na te denken. Expliciet leren is het welbekende leren op basis van aanwijzingen. Hierbij legt de trainer uit hoe de uitvoering er uit moet gaan zien. Bij impliciet leren is het idee juist dat je bewegingen aanleert zonder al te veel expliciete kennis over de bewegingsuitvoering. Verbale instructie en feedback zijn vervangen door gerichte oefenvormen. Zonder veel verbale input krijg je het gewenste gedrag.
Neem bijv. de buikdraai op de brug of rekstok. Iedere train(st)er heeft weleens tegen een turn(st)er gezegd: “Probeer je kin op je borst te houden”. Een turn(st)er moet op veel dingen letten bij de buikdraai. Daarnaast gaat de buikdraai ook nog eens heel snel. Ook is het nog maar de vraag of de turn(st)er door heeft waar zijn/haar kin zich bevindt tijdens de draai. Helemaal tijdens een wedstrijd, waarbij er ook wedstrijddruk aanwezig is.
Als iets eenmaal bewust is aangeleerd, dan is het moeilijk om deze kennis weer te vergeten en in het onderbewuste systeem te krijgen. Vaak werkt het beter om het onbewust aan te leren. Het adaptieve vermogen om aan te passen aan wisselende omstandigheden leer je door differentieel leren.
In de praktijk
Een leuke oefening is de turnster een pittenzakje of bal onder de kin te laten houden. De kans is nu groot dat zij haar kin op haar borst gaat houden. Mocht het voorwerp toch vallen, krijgt ze direct bevestiging dat het niet is gelukt om de kin op de borst te houden. Dit is een vorm van directe feedback. Bewustwording is een belangrijk aspect voor het leerproces van de turn(st)er. Dit is overigens meteen een positievere bevestiging voor hem/haar dan wanneer een train(st)er aangeeft dat het niet gelukt is om de kin op de borst te houden. Dit komt al snel over als negatieve feedback dat demotiverend kan werken.
Er zijn veel verschillende impliciete of expliciete leermethoden. Instructies zijn ook niet altijd alleen impliciet of enkel expliciet. Een bepaalde instructie kan grotendeels impliciet zijn, maar toch ook expliciete onderdelen bevatten of kan (onbedoeld) tot expliciet leren leiden. In de online training komen alle varianten aanbod met diverse voorbeelden in de praktijk.
Bekijk ook onderstaande video
Meer leren
Zou je meer inzicht willen krijgen over differentieel training geven, dan is onze online scholing misschien iets voor jou. Tijdens deze scholing leer je welke leermethodes er zijn en hoe je differentieel leren toepast in je eigen turnlessen. En op deze manier het leerrendement van de turn(st)ers te verhogen.
Op het platform van Beter Turnen vind je meer dan 2500 methodische oefenfilmpjes, die het differentieel leren in je trainingen eenvoudig mogelijk maakt.