Coachen; wat maakt iemand tot een goede turncoach?
Coaching is een skill apart. Ik heb mezelf vaak afgevraagd wat een turncoach nu ‘’goed’’ maakt. Welke mindset heb je hiervoor nodig? Over welke eigenschappen beschikt een ‘’goede’’ coach? Welke acties voert een ‘’goede’’ turncoach uit, en welke juist niet? Deze vragen bleven door mijn hoofd rondspoken, vooral in de tijd dat ik zelf nog veel lessen gaf. Ik wilde mijn turn(st)ers op de beste manier begeleiden en het turnen leren. Daarnaast wilde ik bewust bezig zijn met mijn coaching-skills. Je hebt als turncoach een belangrijke rol in de ontwikkeling van een kind. Deze voorbeeldfunctie wilde ik dan ook zo goed mogelijk vervullen.
Ik ploos het internet uit opzoek naar antwoorden op bovenstaande vragen.
1. Je eigen coachingsfilosofie ontwikkelen
Allereerst las ik over de ontwikkeling van je eigen coachingfilosofie oftewel je mindset als turncoach. Het is belangrijk om je eigen basisprincipes helder te hebben die je normen en waarden omvatten. Probeer deze bewust na te streven. Ik had voor mijzelf als turncoach een aantal hoofddoelen tijdens mijn turnlessen. Mijn hoofddoelen waren: plezier in de lessen, leerzame lessen en een gezellige hechte groep.
Om erachter te komen wat voor mij écht belangrijk was als turncoach, stelde ik mezelf de volgende vragen:
- Wat wil ik mijn turn(st)ers meegeven/ leren?
- Wat heb ik nodig van de groep?
- Waar krijg ik energie van?
- Hoe wil ik behandeld worden?
- Wat wil ik vooral niet?
- Welk gedrag accepteer ik niet?
- Wat is respect? Hoe creëer ik wederzijds respect?
- Wat zoek ik zelf in een turncoach?
- Welke kwaliteiten zie ik in collega coaches?
Nadat ik de antwoorden op deze vragen helder had stelde ik voor mezelf drie basisregels op die tijdens mijn lessen gelden. Drie tot vijf basisregels is compact en duidelijk.
Ik probeerde mijn doelen actief na te streven maar op een gegeven moment begon ik te twijfelen of mijn hoofddoelen wel werden bereikt. Daarom besloot ik dit na te gaan door mijn turngroep een enquête te laten invullen. Hierin stelde ik vragen over de kwaliteit van mijn coachingskills, de leerlijn van mijn lessen en de groepsdynamiek. Het is ontzettend belangrijk om feedback te vragen op je handelen, van je groep zelf of mensen uit je omgeving zoals andere coaches. Binnen het coachen beloop je drie stappen:
2. Communiceren
Hoe communiceer je als turncoach? Hoe communiceer je verbaal, en hoe communiceer je non-verbaal als je in de turnzaal staat? Speel je veelal politieagent waarin je vertelt wat allemaal wel en niet mag of laat je het allemaal meer open? Vertel wat je wel wilt, je basisregels die tot jouw coachingfilosofie behoren en wees niet te straffend.
Herken jij je in één van deze vier coachings-stereotypen (Kijk op Stichting Jeugdsport voor meer informatie over de types).
De pessimist
Neigt tot negatief denken bij tegenslagen. Behoedzaam op controle, wil graag ‘’in het bekende’’ blijven en voor safe gaan. Is secuur en heeft oog voor detail.
De dreiger
Als iets niet lukt zoals ‘’de dreiger wil’’ dan neigt hij/zij tot dreigen. Doet er alles aan om gestelde doelen te bereiken.
De krenker
Legt de lat hoog en werkt gestructureerd en gedisciplineerd aan het behalen van de doelen. Houd van harde werkers.
De geweldenaar
Denkt eerder aan zichzelf. Wil graag geaccepteerd worden door anderen en gedraagt zich daardoor attent, open en optimistisch.
Doe de zelftest van Stichting Jeugdsport.
3. De coachingsstijlen van een turncoach
Een andere indeling is de wijze waarop je instructies geeft. We kunnen vier coachings stijlen onderscheiden:
De mentor– wijsheden zoals levens- of werkervaringen overbrengen om (nieuwe) inzichten te creëren.
‘’Wat mij erg hielp bij de flik-flak was de focus op ‘’een muntje tussen de enkels houden’’ om de flik-flak met gesloten benen te turnen.’’
De leraar– nieuwe informatie delen
‘’Volgens de evidentie is het niet bevorderlijk voor je kracht om vlak vóór de training te rekken.’’
De transformatie– een spiegel voorhouden om zelf antwoorden en/of oplossingen te vinden.
‘’ Turncoach: Laten we je radslag eens filmen. Wat zie je dat er gebeurt?
Pupil: ‘’Mijn benen gaan krom en ik maak ‘m erg klein’’.
Turncoach: Daar ben ik het mee eens. Hoe zou je dat kunnen verbeteren?
Pupil: ‘’Ik moet focussen op het doorstrekken van mijn benen en ze lang te maken naar het plafond. Ik kan een grote pas maken en mijn handen verder plaatsen ‘’alsof ik over een sloot moet stappen’’ om de radslag groter te maken.’’
Turncoach: Dat klinkt als een goede focus. Als extra tip, je kunt proberen de radslag tussen twee blokken in te maken. Dan word je nog meer gedwongen om je benen door te strekken als je de mat niet wilt raken.
Pupil: ‘’Daar ga ik mee aan de slag!’’
De resultaatgerichte
De nadruk ligt op resultaten behalen. Je stimuleert en helpt om doelen op te stellen en deze te behalen.
‘’Ik pak het doelenschema voor balk erbij. Julie, jij was bezig met de losse rol. Hannah, nu de radslag al twee weken steady gaat stel ik voor dat je start met de arabier. Wat vind je daarvan?’’
De oplossingsgerichte
Niet uitgaan van een probleem maar oplossingen zoeken en hieraan werken.
‘’Coach: De koprol is nog niet zo stabiel, je vindt het lastig om deze op de balk tot stand te turnen begrijp ik?
Myrthe: ja dat klopt, dat frustreert me enorm. De rest van mijn balkoefening lukt zo goed, en met dat stomme element krijg ik zo veel aftrekpunten als het weer eens niet lukt.
Coach: Wat als je een ander acro-element turnt zodat je wel een stabiele balkoefening kan turnen? Ik denk dat een radslag je beter ligt. Pak de balkverbreder maar en maak een start met de radslag.
Myrthe: Ja dat lijkt me een goed plan!’’
De proactieve
Prikkelt en daagt uit door de handen actief uit de mauwen te steken. Zoekt snel naar oplossingen en voorkomt. Het gebruiken van veel eigen initiatieven en zelfregie.
‘’Voor dat kipstationnetje beschikken we niet over de juiste materialen in deze gymzaal. Daarnaast kan ik niet een hele training zelf gaan vangen en we beschikken ook niet over een assistent die kan helpen vangen. Laat ik zelf een kipstationnetje bouwen. Ik zorg voor een PVC-buis en een touw, die kunnen we mooi aan de brug knopen om het kipzwaaitje te oefenen. Zo kan ik bij andere onderdelen staan en kunnen we toch dat deel van de kip oefenen.’’
4. Wat wil je je groep leren?
Wat moet je doen om je pupillen zo effectief mogelijk element x aan te leren, of zo goed mogelijk leren omgaan met wedstrijdspanning? Naast dat je je groep fysiek iets wilt leren zoals turnelementen, komen er ook mentale leerpunten bij kijken. Wat ik soms erg lastig vond was de begeleiding naar een wedstrijd toe. Hoe ga je om met winnen/ verliezen of successen en falen?
5. Doelen stellen als coach
Stel voor jezelf doelen op over wat je je groep wilt leren. Maak je groep daarnaast ook bewust van hun doel/ succes waar jullie naar streven. Vaak hebben turn(st)ers enkel die gouden medaille voor ogen wat staat voor ‘’succes’’. Vaak zijn de persoonlijke successen veel realistischer en meer waard. Bijvoorbeeld element x in de wedstrijdoefening durven uitvoeren, überhaupt een hele wedstrijd mee draaien of twee plaatsen hoger eindigen dan de vorige wedstrijd.
Het gevaar is als je deze doelen en verwachtingen niet uitspreekt dat turn(st)ers denken dat het hoofddoel ‘’de gouden medaille is’’ en hun persoonlijke doel vergeten. Ze ‘’falen’’ als ze hun gouden medaille niet behalen en ontwikkelen een negatieve associatie met wedstrijden. Wedstrijden zouden juist motiverend moeten zijn en veel leerlessen voor de persoonlijke ontwikkeling. Jij als coach moet dit bewaken en begeleiden.
Stel daarbij zowel fysieke als mentale doelen bij op. Stel jezelf vervolgens de vraag wat het plan van aanpak wordt om het doel te behalen.
6. Voorbeeld situatie
Suzanne vindt het heel moeilijk om fouten te maken. Als de losse rol voor de vierde keer niet lukt geeft ze op en loopt ze huilend naar de kleedkamer. ‘’Wat een rotonderdeel, dit gaat me nooit lukken’’. Met veel weerstand keert ze terug naar de balk.
Een doel als coach kan hierbij zijn om Suzanne om te leren gaan met faalmomenten. Ze hoeft niet de gouden medaille op balk te winnen maar het überhaupt turnen van de losse rol op de training of een wedstrijd zou al een hele overwinning kunnen zijn.
Doel: Binnen 1 maand turnt Suzanne zelfstandig de losse rol op balk zonder haar emoties de baas te laten zijn als dit niet lukt.
Een plan van aanpak hierbij kan bevatten:
- Onderzoeken waarom het Suzanne zo frustreert, vraag haar emoties en gedachtes en gedrag uit.
- Motiveren en intrinsieke motivatie vergroten
- Belonen
Door Suzanne leren om te gaan met faalmomenten, ervaring laten opdoen in het volhouden van de training kan zij een persoonlijk doel behalen.’’
7. Succes nastreven als coach
John Wooden ontwikkelde de piramide van succes. Hij beschreef alle aspecten die als fundering gelden voor team en turncoach om successen/ doelen te behalen. Zijn visie is dat het gaat om de reis naar succes en niet om het resultaat. Dit vond ik een supermooie visie en ga ik in een volgend artikel verder op in (zie coaching deel II: de wedstrijd).
Vraag feedback en reflecteer
Zoals ik bij het eerste punt al heb genoemd is nagaan of je je doelen of standpunten nastreeft erg belangrijk. Door te reflecteren op je eigen handelingen en houding kun je zo nodig iets aanpassen om nog beter te worden. Door te leren van je fouten kun je je uiteindelijk verder ontwikkelen. Of misschien kom je wel tot het besef dat je al op de beste manier bezig bent.
Vraag feedback aan je omgeving om je blinde vlekken te vergroten. Wellicht ben je je niet bewust dat je te hoge doelen stelt of schat je je lesgroep te laag in.
Helaas is er niet maar één goede coachingmethode. Wel is het belangrijk om voor jezelf helder te krijgen waar jij voor staat en welke principes jij belangrijk vindt en wilt hanteren. Werk doelgericht door doelen op te stellen en deze na te streven. Ga ook na of je deze voldoende nastreeft en ook kunt bereiken. In deel II wordt er verder ingegaan op de bouwstenen van effectief coachen.
8. John Wooden – het verschil tussen winnen en succes.
Wat maakt een coach een goede coach? Een beroemde coach John Wooden schreef zijn visie over wat essentiële onderdelen zijn van coaching en de weg om successen te behalen.
John Wooden is een bekende succesvolle basketbal coach. Hij heeft de bekende ‘’piramide met bouwstenen voor succes’’ opgesteld. Zijn definitie van succes is dat je ergens volledig voor bent gegaan en je volledig hebt ingezet.
Hij laat zijn spelers focussen op de successen in plaats van winnen: ‘’de reis is beter dan het resultaat’’. Of je vervolgens je doel behaalt is ten tweede. Voor de weg naar succes is veel geduld nodig tezamen met hoop. Doe alles met de beste intenties en volle inzet.
9. Drie gouden coach regels
John’s drie gouden coach regels zijn:
- Wees nooit te laat
- Geen gevloek
- Bekritiseer nooit een medespeler. Zijn visie is dat je niet moet proberen beter te zijn dan een ander, maar moet leren van elkaar.
Ik zal iedere stap van de piramide kort beschrijven, onderbouwd met voorbeelden uit de praktijk. De piramide gaat ervan uit dat de alle bouwstenen tezamen nodig zijn voor een stevig fundament om successen te bereiken als turncoach en sporter. Te beginnen met de onderste bouwstenen:
10. De onderste laag bouwstenen
- IJverigheid ‘’succes bereik je alleen met hard werken. Er is geen truckje of makkelijke uitweg om succes te bereiken’’
- Vriendschap ‘’streef met het team naar kameraadschap en respect voor elkaar’’
- Loyaliteit ‘’wees eerlijk naar jezelf en naar degene die je begeleid’’
- Samenwerking ‘’focus je op datgene dat het juiste is om te doen, niet wie gelijk heeft’’
- Enthousiasme ‘’je energie, plezier, drive en toewijding zullen andere stimuleren en inspireren’’
De onderste laag bouwstenen zijn vooral gebaseerd op teamsporters. Turnen is een individuele sport maar ‘’vibes’’ van de groep waarin je traint zijn allesbepalend voor de mate van succes. Zo heb ik lesgegeven aan groepen waarbij er niet echt sprake was van een groepsgevoel. Het viel me op dat de turnsters minder gemotiveerd waren en minder plezier beleefden aan het turnen. Het koste mij als trainster ook velen malen meer energie om deze groep les te geven dan groepen waarin iedereen elkaar accepteerde en stimuleerde.
11. De tweede laag bouwstenen
De tweede laag bouwstenen bevat:
- Zelfdiscipline ‘’een gedisciplineerd team/organisatie begint met zelfdiscipline. Wees gedisciplineerd’’
- Alertheid ‘’wees altijd alert en observeer. Streef naar verbetering’’
- Initiëren ‘’maak een beslissing! Vaak is het maken van geen beslissing de grootste fout’’
- Gerichtheid ‘’blijf op koers. Probeer het nog een keer als het tegen zit; probeer het harder en slimmer te spelen. Volhardend en meedogenloos’’
Bij deze bouwlaag moet ik direct denken aan de organisatie van turnlessen. Zorg ervoor dat je structuur creëert voor je turngroep. Creëer de mogelijkheden om gericht te werk te gaan en houdt je aan de lesplanningen. Dit zorgt ervoor dat je turnsters de mogelijkheid krijgen om ergens naar toe te werken, ze weten ten slotte waar ze aan toe zijn.
Toen ik bij een nieuwe groep startte als trainster legde ik ze mijn drie basisregels uit: wees stil als ik praat, als je iets dwars zit kom je naar mij toe en spreek je dit uit ook al gaat dit over mij als trainster, ruim de onderdelen op na gebruik. Naarmate de turnsters gewend waren aan het vaste toestel rooster koste het me vrij weinig energie om de lessen te draaien. De turnsters wisten wat ze aan mij hadden, en ik aan hun. Zo konden we ons focussen op het verbeteren van hun turnskills.
12. De derde laag bouwstenen
De volgende laag bouwstenen bestaat uit:
- Conditie ‘’al brengt je mate van kundigheid je naar de top, je persoonlijkheid houdt je daar, mentaal- moraal en fysiek.’’
- Vaardigheden ‘’het doet er het meest toe wat een leider leert nadat je het hebt geleerd’’
- Teamgeest ‘’de beste van het team bestaat niet, dat is het team. Er is geen ‘’mij’’ maar ‘’wij’’’’.
13. De top van de piramide
De top van de piramide bestaat uit drie bouwstenen. Deze hangen samen met ‘’hoop’’ en ‘’geduld’’. Dit is het laatste deel van de weg naar succes.
- Zelfbeheersing ‘’Wees jezelf en laat je niet van je à propos brengen door goede of slechte gebeurtenissen’’
- Zelfvertrouwen ‘’de sterkste fundering van zelfvertrouwen is gegronde zelfvertrouwen. Dat is je niet gegeven maar moet je verdienen’’
- Competitieve grootheid ‘’presteer op je best wanneer dit nodig is. Iedere dag is je best doen nodig’’
Vaak ontbreekt geduld. Je leert dat ene turnelement niet binnen één dag. Houd je turnsters hier scherp op. Vaak raken ze snel teleurgesteld als iets niet lukt, ze raken van hun à propos. ‘’Dit gaat me nooit lukken, ik stop er mee’’ roept turnster Marie huilend. Haar zelfvertrouwen vermindert keer op keer als ze weer haar sprong over de pegasus weigert.
Er is niet een éénduidig antwoord op de vraag ‘’wat maakt een coach een goede coach’’. Stuk voor stuk kan ik deze bouwstenen naar succes plaatsen bij effectieve coaching skills. De mooiste gedachte vind ik de zin ‘’de reis is beter dan het resultaat’’. Hoe vaak focussen train(st)ers en turn(st)ers zich niet op de medaille. Ze vergeten compleet wat ze iedere week bijleren. Dit draagt bij aan het plezier van de turntrainingen en uiteindelijk een positieve leerflow en weg naar succes. Focus je bijvoorbeeld meer op het leerproces van je turnsters in plaats van het eindresultaat (de wedstrijd of de uitvoering van het element). Beloon daarbij de inzet van de turn(st)er, dus zijn/haar weg die ze moet bewandelen naar zijn/haar succes.
Op welke bouwstenen wil jij je meer op focussen?
14. Sparren als turncoach
Ben jij een coach in de turnsport, en zou je wel eens willen sparren met andere coaches? Of ben je wellicht op zoek naar meer inspirerend coaching materiaal? Kijk dan eens op het platform van Beter Turnen!
Tot slot
Als afsluiter een inspirerend filmpje waarin John Wooden uitleg hoe je het beste in jezelf naar boven kunt halen als sporter.